In het spoor van WOII in Thailand
Thailand is al jaren één van de populairste bestemmingen voor (beginnende) backpackers: mooie stranden, lekker eten, goedkoop. Je kunt er de heerlijkste curry’s leren maken, op een olifant rijden, uitgebreid shoppen in de talloze mega-malls in hoofdstad Bangkok, duiken in azuurblauwe zee, hikken door de jungle, en zo verder. Minder toeristen zijn zich misschien bewust van de rol die Thailand speelde in de Tweede Wereldoorlog.
Op vakantie in wat toen nog Siam heette, bezocht ik onlangs Kanchanaburi, de hoofdstad van de gelijknamige provincie, twee uur rijden ten westen van Bangkok. In dit gebied werkten duizenden Britse, Australische en Nederlandse krijgsgevangenen onder het juk van de Japanners aan de zogenoemde Dodenspoorlijn – vanwege het grote aantal levens die de haastige bouw eiste – en de brug over de rivier Kwai, beroemd geworden door de film uit 1956, The Bridge On The River Kwai.
Oorlogsverleden
Kanchanaburi-stad is mooi gelegen aan de rivier, maar moet het qua bezienswaardigheden hebben van zijn oorlogsverleden. In het stadje zijn meerdere musea gewijd aan het de bouw van de brug en de spoorlijn, waarbij de nadruk ligt op de erbarmelijke omstandigheden waarin dit gebeurde. De Japanners hadden namelijk haast. Ze wilden een spoorlijn bouwen tussen Thailand en Birma om zo een extra aanvoerroute te hebben.
Ze begonnen in 1942 met de bouw van de ‘Birma-Siamspoorweg’, en voltooiden die 16 maanden later. Dat terwijl het volgens Japanse ingenieurs zeker vijf jaar zou duren om de 415 kilometer lange spoorlijn aan te leggen. Per dag stierven zo’n tweehonderd man aan de gevolgen van dwangarbeid: uitputting en ondervoeding, en aan (tropen)ziektes. In de musea die hier in en om Kanchanaburi aan gewijd zijn, komt dit uitgebreid aan bod. De foto’s van de uitgemergelde gevangenen zijn niet om aan te zien.
Hellfire Pass
Een berucht onderdeel van de spoorlijn is de Hellfire Pass, een 1200 meter lange passage die door de dwangarbeiders met de hand is uitgehakt. Voor alle werkzaamheden geldt dat er nauwelijk materiaal beschikbaar was. Deze Hellfire Pass is na de oorlog overwoekerd door de jungle en midden jaren negentig weer ontbloot door Australische overlevenden. Het bijbehorende museum is een bezoek waard, maar het zijn vooral de zes kilometer lange wandeling door de pass en langs een deel van de spoorlijn die indruk maken. Aan weerszijden van het spoor groeit de bamboe metershoog, als een groene erehaag voor de arme zielen die hier de dood vonden. Nabestaanden hebben een foto, een vlaggetje en bloemen in de rots gestoken. Zoveel jaar na dato zijn de doden nog niet vergeten.
Net voorbij de Hellfire Pass heb je prachtig uitzicht op de vallei. Beneden kronkelt de rivier Kwai (eigenlijk Khwae) door de jungle. Op de immer aanwezige krekels na is het doodstil. Het is hier adembenemend mooi en vredig. Dat hier onnoemelijke wreedheden hebben plaatsgehad is nauwelijks voor te stellen, zo prachtig daalt het avondlicht op ons neer.
Erevelden
We bezoeken de doden op hun laatste rustplaats, twee erevelden in Kanchanaburi. Een derde is in Birma gevestigd. Er zijn nauwelijks andere bezoekers, maar dat kan aan het tijdstip liggen. We zien naast Engelse veel Nederlandse namen. Ze zijn van jonge mannen. Ze werden 21, 24, 25.
Als laatste onderdeel van onze pelgrimstocht lopen we over de beroemde brug. Het is het originele bouwwerk, al zijn sommige onderdelen vervangen na bombardementen door de Geallieerden in 1945. Over deze brug rijden dagelijks drie treinen naar Bangkok op en neer. Ook een deel van de Dodenspoorlijn is nog in gebruik.
Dodemansrit
Om ons bezoek in stijl af te ronden besluiten we dan ook met de trein terug te gaan naar Bangkok. Helaas blijkt bij aankomst op het station dat die minstens een uur vertraging heeft. Met een temperatuur van 33 graden en een rit van vier à vijf uur in het vooruitzicht kiezen we eieren voor ons geld en gaan toch maar met de bus. Onbedoeld belanden we met onze uitgeputte peuter in een propvolle minibus. Deze rit naar Bangkok gaat dan wel niet over de Dodenspoorlijn maar heeft dankzij de rijstijl van onze chauffeur en het gebrek aan veiligheidsgordels veel weg van een dodemansrit. Eén die gelukkig goed afloopt.
©Ghislaine van Drunen – juli 2015